Het ademhalingsstelsel

Ademhalingsstelsel zoogdieren:

Met deze deelvraag ga ik antwoord geven op de volgende vraag:
- Welke verschillen bestaan er tussen de ademhalingsstelsels van zoogdieren, vissen en insecten. Leg duidelijk uit waarin de stelsels van elkaar verschillen en wat daarvan de verklaring is.

Ademhalen doe je omdat je niet zonder kan, zonder zuurstof kun je namelijk niet leven. In- en uitademen kun je doen via de mond of de neus. Mensen ademen vaker via hun neus in en uit, dit komt doordat de lucht in je neus wordt opgewarmd en gezuiverd.

Manieren van ademhalen:
De bewegingen van de borstkas en buik helpen bij de ademhaling.

Borstademhaling
Tussen de ribben bevinden zich spieren, de spieren worden tussenribspieren genoemd. Tijdens een inademing trekken de tussenribspieren zich samen. Het volume van de borstholte wordt groter, de longen stromen vol met lucht.
Bij een uitademing zakken de ribben weer naar beneden. Dit komt door de zwaartekracht. Het volume van de borstholte wordt kleiner waardoor de lucht uit de longen wordt geperst.

Buikademhaling
De buikademhaling wordt ook wel de middenrif-ademhaling genoemd.
Tussen de borst- en buikholte zit het middenrif.
Bij de inademing trekken de middenrifspieren zich samen. Het middenrif wordt daardoor naar beneden getrokken. Het volume van de borstholte wordt groter. Het volume van de longen wordt ook groter zodat de lucht naar binnen stroomt.
Bij de uitademing trekken de buikwantspieren zich samen en de middenrifspieren ontspannen. Het middenrif wordt omhoog gedrukt en het volume van de borstholte wordt kleiner. Ook het volume van de longen wordt kleiner, de lucht wordt naar buiten geperst.

In- en uitademen
Bij inademen gaat lucht door de mond- en/of neusholte. Daarna gaat het naar de luchtpijp en komt het uit in de longen. Daar verdeelt de luchtpijp zich in steeds kleinere buisjes. Deze komen uit bij de longblaasjes. Hier komt de zuurstof in het bloed. Dit komt doordat de
bloedvaten dicht tegen de longblaasjes aanliggen. De longblaasjes zorgen ervoor dat de zuurstof in het bloed komt en de koolstofdioxide eruit gehaald wordt. Het bloed zorgt voor de aan- en afvoer van zuurstof en koolstofdioxide naar de cellen en weer terug.

Ademhalingsstelsel vissen: 

Alle dieren en mensen hebben zuurstof nodig om te leven. Zoogdieren halen zuurstof dus uit de lucht. De leefomgeving van een vis is anders dan die van een zoogdier. In water zit weinig zuurstof. Daarom hebben vissen kieuwen. Daarmee kunnen ze zuurstof uit het water halen. De manier van ademhalen van vissen gebeurt via de mondholte. Een vis hapt water met zijn mond. De wanden van de kieuwen, waarlangs het water stroomt, zijn heel dun. De zuurstof kan daar makkelijk doorheen en komt snel in het bloed van de vis. Een vis heeft miljoenen kieuwplaatjes. Die kieuwplaatjes vormen samen een heel groot oppervlakte dat zuurstof opneemt. Ook zitten er bloedvaten in de kieuwen, die zuurstof direct het lichaam van de vis in brengen.
Om nog meer zuurstof uit het water te halen gebruiken de kieuwen het 'tegenstroomprincipe'. Door deze manier zit er in het bloed altijd minder zuurstof dan in het water, en stroomt de zuurstof dus overal de kieuw in.
Dit werkt alleen als er steeds vers water is. Het water stroomt door de gaten in de kieuwdeksels weer naar buiten. 

Ademhalingsstelsel insecten: 

Insecten hebben een tracheaal systeem, waardoor ze niet door hun mond hoeven te ademen. Ze hebben geen longen en hun bloed is waterig en geel, omdat het geen zuurstof en koolstofdioxide door hun lichaam vervoert. In plaats daarvan gebruiken ze heel veel buisjes die met elkaar zijn verbonden. Dit worden ook wel de tracheeën genoemd, die lopen door het hele lichaam. Deze worden met lucht gevuld door een rij poriën aan de zijkant van het insectenlijf. Die poriën worden spirakels genoemd.
De lucht komt via de spirakels in de tracheeën terecht, die in steeds kleinere buisjes vertakken. Aan het einde van elke trachee zorgt een speciale cel (de tracheool) ervoor dat de zuurstof direct door het insectenlijf kan worden opgenomen. Op dezelfde manier, maar dan in omgekeerde richting, kan koolstofdioxide het lichaam weer verlaten. Dit proces wordt diffusie genoemd.

Verschillen tussen de ademhalingsstelsels:
Er zijn veel verschillen tussen de manieren van ademhalen. Zoogdieren hebben bijvoorbeeld longen, vissen en insecten niet. Insecten hebben ook geen bloed in hun lichaam omdat er geen zuurstof of koolstofdioxide in zit. Elk dier heeft zijn eigen manier van ademhalen. Gewervelde dieren zoals de mens hebben een heel ingewikkeld ademhalingssysteem, dit werkt bij zowel insecten als vissen anders.